Baars peuteren: tips en trucs

Baars peuteren.
Wat adviezen en losse opmerkingen over de gebruikte materialen, de manier van vissen en de gangbare wedstrijdvormen.

Tuigje.
De lijndikte van het tuigje : 8 tot 10/100. Een iets dikkere lijn verkleint de kans op lijnbreuk als je plotseling een wat grotere vis haakt.

Beetverklikker : De meest populaire vorm is het op de lijn hebben van 6 tot 8 minuscuul kleine afgesneden stukjes van een veerschacht. Ook een klein en heel langzaam zinkend dobbertje met een brede, licht gekleurde bovenkant of een niet zinkend dobbertje (tuimelaartje) wordt wel gebruikt. Een gele kleur doet het over het algemeen goed, maar ook wit, fel oranje of rood is geschikt.
Het haakje is 14 of kleiner.

Lood: meestal wordt styllood gebruikt dat met een speciale tang (styltang ) wordt aangebracht. Ook kleine loodkorrels kun je prima gebruiken. De hoeveelheid en het gewicht zijn een kwestie van persoonlijke voorkeur. De een houdt van super licht, waarbij het aas als het ware naar beneden dwarrelt en de ander geeft de voorkeur aan een snelzinkende lijn, zodat het aas zo snel mogelijk op de gewenste diepte komt.Het totale gewicht van de loodzetting zal ergens tussen de 0,1 en 0,4 gram liggen.

Hengel. Baars peuteren is vaak “kantwerk”. Daarom wordt er meestal een licht en kort hengeltje gebruikt. De NIPRO hengeltjes van 1,25 tot 1,75meter zijn zeer populair. De topjes van deze hengeltjes hebben allen een gelijke passing. Een wedstrijdvisser heeft meerdere opgetuigde en passende topjes bij zich, zodat hij aan de waterkant bij het verspelen van een haak of bij lijnbreuk snel kan wisselen. Soms zitten de baarsjes niet aan de eigen kant van de sloot, maar aan de overkant. Een fanatieke wedstrijdvisser zet dan een lange hengel in om die plek te kunnen bereiken. Dat is echter vermoeiend en niet prettig vissen. Staat er wind over het water dan is het praktisch ondoenlijk.

Aas: worm (vaak slechts een klein stukje) of een pinkie (dwergmade). Soms een combinatie van een stukje worm met een pinkie (een pananchee). In zijn algemeenheid wordt beweerd dat de worm het in de zomer en een pinkie het in de winter als aas het beste doet. Een pinkie is veel gemakkelijker vissen, omdat deze vele malen gebruikt kan worden vanwege zijn taaiheid, terwijl het wormpje vaak na iedere aanbeet vervangen moet worden. Dit geeft dus een hinderlijk oponthoud (tijdverlies) wat de wedstrijdvisser niet kan hebben, wanneer er veel baarsjes te vangen zijn en er tempo gemaakt moet worden. Onder gunstige omstandigheden is 2 tot 4 baarsjes per minuut mogelijk.

Wedstrijdvissen. Bij iedere wedstrijd en vereniging is de lengte van een stek gelijk, namelijk 5 meter. De overige regels verschillen nogal per club. Bij grote wedstrijden loot je een nummer en dit blijft je steknummer, maar bij interne clubwedstrijden verschuif je na een vastgestelde tijd een aantal stekken. Gebruikelijk is om na ongeveer een half uur van stek te wisselen en dit gedurende de wedstrijd circa 5 keer te doen. Bij grote wedstrijden worden de baarsjes, die niet meer zwemmen, niet meegeteld voor de uitslag. De meeste verenigingen tellen de witvisjes niet mee, maar sommige verenigingen doen dit juist wel om te voorkomen dat deze visjes met een enorme boog en plons in het water worden terug gesmeten. Een witvis levert dan 1 punt op en een baars 10 punten. De gevangen baarsjes worden vaak bewaard in een ouderwets ( groen oranje ) plastic akertje. Zeer kleine baarsjes (5 centimeter of kleiner) noemt men torretjes en degene die ze vangt wordt ook wel aangeduid met torrenpikker. Schep nooit water in het wedstrijd parcours en vis nooit in de stek van je buurman, want dat zijn regelrechte doodzonden. Baarsviswedstrijden zijn een typisch Noord-Hollands gebeuren.